5 Vijfentwintig jaar oud was Jo̱jakim+ toen hij begon te regeren, en hij heeft elf jaar lang te Jeru̱zalem geregeerd;+ en hij bleef doen wat kwaad was in de ogen van Jehovah, zijn God.+
17 ’Voorzeker, uw ogen en uw hart zijn op niets anders dan op uw onrechtvaardige winst [gericht],+ en op het bloed van de onschuldige, om [het] te vergieten,+ en op afzetten en op afpersen, om [dat] te beoefenen.’