10 Hierop ontbrandde Ba̱laks toorn tegen Bi̱leam en hij klapte in zijn handen,+ en Ba̱lak zei vervolgens tot Bi̱leam: „Om mijn vijanden te verwensen,+ heb ik u ontboden, en zie! gij hebt hen nu al driemaal tot het uiterste gezegend.
15 Doordat zij het rechte pad hebben verlaten, zijn zij misleid. Zij hebben het pad gevolgd van Bi̱leam,+ [de zoon] van Be̱or, die het loon van onrecht liefhad,+
14 Niettemin heb ik enkele dingen tegen u, dat gij daar sommigen hebt die aan de leer van Bi̱leam+ vasthouden, die Ba̱lak+ ging leren een struikelblok voor de zonen van I̱sraël te leggen, dat zij dingen zouden eten die aan afgoden ten slachtoffer waren gebracht en hoererij zouden bedrijven.+