19 En ik wil I̱sraël terugbrengen naar zijn weidegrond,+ en hij zal stellig de Ka̱rmel en Ba̱san afweiden,+ en in het bergland van E̱fraïm+ en van Gi̱lead+ zal zijn ziel verzadigd worden.’”
23 En ik wil één herder+ over hen verwekken, en hij moet hen weiden,* ja, mijn knecht Da̱vid.+ Hijzelf zal hen weiden en hijzelf zal hun herder worden.+