12 Wie het aan hart ontbreekt,* heeft zijn eigen naaste veracht,+ maar de man* van groot onderscheidingsvermogen is iemand die het stilzwijgen bewaart.+
7 Hij kreeg het zwaar te verduren,+ en hij liet zich kwellen;+ toch placht hij zijn mond niet open te doen. Hij werd net als een schaap* ter slachting geleid;+ en als een ooi die voor haar scheerders stom is geworden, placht ook hij zijn mond niet open te doen.+
32 Het gedeelte van de Schrift nu dat hij hardop las, was het volgende: „Als een schaap werd hij ter slachting geleid, en als een lam dat stom is voor zijn scheerder, zo doet hij zijn mond niet open.+