26 Terwijl zij verder aten, nam Jezus een brood,+ en na de zegen te hebben uitgesproken, brak hij het+ en gaf het aan de discipelen en zei: „Neemt, eet. Dit betekent* mijn lichaam.”+
6 En hij gaf de schare de opdracht op de grond te gaan aanliggen, en hij nam de zeven broden, sprak een dankgebed uit+ en brak ze, waarna hij ze aan zijn discipelen gaf om ze uit te reiken, en zij reikten ze uit aan de schare.+