2 „Spreek tot de zonen van I̱sraël,+ en gij moet tot hen zeggen: ’Ingeval iemand* van U Jehovah een offergave* aanbiedt* uit de huisdieren, dient GIJ UW offergave* uit het rundvee en uit het kleinvee aan te bieden.
2Ingeval nu enige ziel een graanoffer+ als offergave aan Jehovah aanbiedt, dient zijn offergave uit meelbloem te bestaan;+ en hij moet er olie over gieten en er geurige hars op leggen.