5 Maar hij werd doorstoken+ om onze overtreding;+ hij werd verbrijzeld om onze dwalingen.+ De tuchtiging bedoeld voor onze vrede was op hem,+ en wegens zijn wonden+ is er voor ons genezing gekomen.+ 

10 En ik wil over het huis van Da̱vid en over de inwoners van Jeru̱zalem de geest* van gunst+ en smekingen+ uitstorten, en zij zullen stellig opzien naar Degene die* zij hebben doorstoken,+ en zij zullen stellig over Hem weeklagen zoals bij het geweeklaag over een enige [zoon]; en er zal een bittere jammerklacht over hem zijn zoals wanneer er een bittere jammerklacht is over de eerstgeboren [zoon].+ 

49 Maar de overigen van hen zeiden: „Laat [hem] begaan! Laten wij eens zien of Eli̱a hem komt redden.”+ [[Een andere man nam een speer en doorstak zijn zijde, en er kwam bloed en water uit.+*]] 

25 Dientengevolge zeiden de andere discipelen tot hem: „Wij hebben de Heer gezien!” Maar hij zei tot hen: „Als ik niet in zijn handen het teken van de spijkers zie en mijn vinger niet in het teken van de spijkers steek en mijn hand niet in zijn zijde+ steek, zal ik stellig niet geloven.”+

7 Ziet! Hij komt met de wolken,+ en elk oog zal hem zien,+ ook degenen die hem doorstoken hebben;+ en alle stammen van de aarde zullen zich wegens hem in droefheid slaan.+ Ja, amen.