47 En terwijl hij nog sprak, zie! daar kwam Ju̱das,+ één van de twaalf, en met hem een grote schare met zwaarden+ en knuppels, gestuurd door de overpriesters en oudere mannen van het volk.+
29 Aangezien Ju̱das de geldkist had,+ meenden sommigen in feite dat Jezus tot hem zei: „Koop wat wij voor het feest nodig hebben”, of dat hij iets aan de armen moest geven.+
16 „Mannen, broeders, het schriftwoord moest vervuld worden+ dat de heilige geest+ bij monde van Da̱vid tevoren gesproken heeft over Ju̱das,+ die een gids is geworden van hen die Jezus gevangennamen,+