8 De meesten van de schare spreidden hun bovenklederen+ uit op de weg, terwijl anderen takken van de bomen gingen afkappen en die over de weg uitspreidden.+
9 Na deze dingen zag ik, en zie! een grote schare,+ die niemand tellen kon, uit alle natiën*+ en stammen en volken+ en talen,+ staande voor de troon+ en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden,+ en er waren palmtakken+ in hun handen.