21 En Jehovah zei verder tot Mo̱zes: „Zorg er nadat gij heengegaan en naar Egy̱pte teruggekeerd zijt voor, dat gijlieden werkelijk alle wonderen die ik in uw hand heb gesteld, voor Farao verricht.+ Wat mij aangaat, ik zal zijn hart verstokt laten worden;+ en hij zal het volk niet heenzenden.+