5 Dientengevolge zeiden deze fysiek sterke mannen: „Wij zullen in deze Da̱niël geen enkel voorwendsel vinden, of wij zouden [dat] tegen hem moeten vinden in de wet van zijn God.”*+
23Terwijl Pa̱u̱lus het Sa̱nhedrin strak aankeek, zei hij: „Mannen, broeders, ik heb mij tot op deze dag met een volmaakt zuiver geweten+ voor God gedragen.”
4 Want ik ben mij er niet van bewust+ dat er iets tegen mij is. Toch is daardoor nog niet bewezen dat ik rechtvaardig ben, maar hij die mij onderzoekt, is Jehovah.*+
18 Blijft voor ons bidden,+ want wij koesteren het vertrouwen dat wij een eerlijk geweten hebben, daar wij ons in alle dingen eerlijk wensen te gedragen.+