3 Want krachtens de onverdiende goedheid die mij is gegeven, zeg ik tot een ieder onder U, niet meer van zichzelf te denken dan nodig is,+ maar met een gezond verstand te denken,+ een ieder naar de mate+ van geloof+ die God hem heeft toebedeeld.
7 Hiervan ben ik een bedienaar+ geworden overeenkomstig de vrije gave van de onverdiende goedheid van God, die mij werd gegeven overeenkomstig de wijze waarop zijn kracht werkzaam is.+