11 Want zowel hij die heiligt als zij die geheiligd* worden,+ [stammen] allen uit één,+ en om die reden schaamt hij zich dan ook niet hen „broeders”* te noemen,+
2 overeenkomstig de voorkennis van God, de Vader,+ met heiliging door de geest,+ opdat zij gehoorzaam zijn en met het bloed van Jezus Christus+ besprenkeld+ worden:
Mogen onverdiende goedheid en vrede ten aanzien van U vermeerderd worden.+