24 Toen zei Jezus tot zijn discipelen: „Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal* opnemen en mij voortdurend+ volgen.
20 Denkt aan het woord dat ik tot U heb gezegd: Een slaaf is niet groter dan zijn meester. Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook U vervolgen;+ indien zij mijn woord hebben onderhouden, zullen zij ook het UWE onderhouden.
22 en versterkten de zielen der discipelen,+ terwijl zij hen aanmoedigden in het geloof te blijven en [zeiden]: „Wij moeten door veel verdrukkingen heen het koninkrijk Gods binnengaan.”+