28 En hij werd uit alle stammen van I̱sraël voor mij uitgekozen,*+ om als priester op te treden* en mijn altaar te bestijgen+ om offerrook te doen opgaan,* om een efod voor mijn aangezicht te dragen, opdat ik aan het huis van uw voorvader alle vuuroffers van de zonen van I̱sraël zou geven.+
19 Dit waren hun ambten+ voor hun dienst,+ om het huis van Jehovah binnen te gaan overeenkomstig het hun toekomende recht+ door de hand van Aä̱ron, hun voorvader, juist zoals Jehovah, de God van I̱sraël, hem geboden had.
11 Mijn zonen, gunt U nu geen rust,+ want GÍJ́ zijt door Jehovah uitgekozen om voor zijn aangezicht te staan om hem te dienen+ en om voortaan zijn dienaren+ en degenen die offerrook brengen, te zijn.”+