2 Neemt woorden met U en keert terug tot Jehovah.+ Zegt tot hem, GIJ allen: ’Moogt gij dwaling vergeven;+ en aanvaard wat goed is, en wij willen als tegenprestatie de jonge stieren van onze lippen* offeren.+
16 Indien ik nu het goede nieuws bekendmaak,+ is dat geen reden voor mij om te roemen, want de noodzaak+ is mij opgelegd. Werkelijk, wee+ mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken!