2 dat de zonen* van de [ware] God+ de dochters der mensen gingen gadeslaan+ [en bemerkten] dat zij mooi waren; en zij gingen zich vrouwen nemen, namelijk allen die zij verkozen.
15 Het is daarom niets groots indien ook zijn dienaren+ zich blijven veranderen in dienaren van rechtvaardigheid. Maar hun einde zal zijn overeenkomstig hun werken.+