24 Ongeveer drie maanden later echter gebeurde het dat er aan Ju̱da werd meegedeeld: „Uw schoondochter Ta̱mar heeft de hoer gespeeld,+ en zie, zij is ook zwanger+ van haar hoererij.” Daarop zei Ju̱da: „Brengt haar naar buiten en laat zij verbrand worden.”+
9 Ingeval nu de dochter van een priester zich ontwijdt door prostitutie te bedrijven, ontwijdt zij haar vader. Zij dient in het vuur verbrand te worden.+
8 Daarom zullen op één dag haar plagen+ komen, dood en rouw en hongersnood, en ze zal geheel verbrand worden met vuur,+ want Jehovah* God, die haar heeft geoordeeld, is sterk.+