4 En met rechtvaardigheid moet hij de geringen richten,+ en met oprechtheid moet hij terechtwijzing geven ten behoeve van de zachtmoedigen der aarde. En hij moet de aarde* slaan met de roede van zijn mond;+ en met de geest van zijn lippen zal hij de goddeloze ter dood brengen.+
9 Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat. Daarom heeft God, uw God, u gezalfd+ met [de] olie van uitbundige vreugde, meer dan uw deelgenoten.”+