Psalmen
Aan de leider over Ma̱halath.*+ Maskil.* Van Da̱vid.
53 De persoon zonder verstand heeft in zijn hart gezegd:
Zij hebben verderfelijk gehandeld en hebben verfoeilijk gehandeld in onrechtvaardigheid;+
Er is niemand die het goede doet.+
2 Wat God* betreft, vanuit de hemel heeft hij neergezien op de mensenzonen,+
Om te zien of er iemand bestaat die inzicht heeft,* iemand die Jehovah* zoekt.+
3 Allen zijn zij achterwaarts geweken, zij zijn [allen] te zamen verdorven;+
Er is niemand die het goede doet,+
Zelfs niet één.
4 Heeft dan geen van de beoefenaars van wat schadelijk is, kennis verkregen,+
Die mijn volk opeten zoals zij brood hebben gegeten?+