10 maar de zevende dag is een sabbat voor Jehovah, je God. Je mag dan geen enkel werk doen. Dat geldt voor jou, je zoon, je dochter, je slaaf, je slavin en je vee, en voor de vreemdeling die bij je in de stad* woont.+
13 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Let er vooral op dat jullie mijn sabbatten onderhouden,+ want het is van generatie op generatie een teken tussen mij en jullie, zodat jullie weten dat ik, Jehovah, het ben die jullie heiligt.