4 Toen Izebel+ Jehovah’s profeten liet uitroeien,* had Obadja 100 profeten in twee groepen van 50 in een grot verborgen, en hij had ze brood en water gegeven.)
2 Izebel stuurde daarop een boodschapper naar Eli̱a en liet zeggen: ‘De goden mogen me zwaar straffen als je morgen om deze tijd niet net zo dood bent als zij!’*
15 Zodra Izebel hoorde dat Na̱both was gestenigd, zei ze tegen Achab: ‘Sta op, neem de wijngaard van de Jizreëliet+ Na̱both in bezit, die hij je niet voor geld wilde geven. Na̱both leeft namelijk niet meer. Hij is dood.’
25 Er is inderdaad nooit iemand als Achab geweest,+ die zo vastbesloten was* te doen wat slecht was in Jehovah’s ogen, opgestookt door zijn vrouw Izebel.+
7 Zal God er dan niet zeker voor zorgen dat er recht wordt gedaan aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen,+ terwijl hij geduld met hen heeft?+