34 Hij bleef doen wat goed was in Jehovah’s ogen, net zoals zijn vader Uzzi̱a.+ 35 Maar de offerhoogten werden niet verwijderd. Het volk bleef op de offerhoogten slachtoffers brengen en offerrook maken.+ Hij was degene die de Bovenpoort van het huis van Jehovah bouwde.+