7De mannen van Ki̱rjath-Jea̱rim kwamen de ark van Jehovah dus halen en brachten die naar het huis van Abina̱dab,+ op de heuvel. Ze stelden zijn zoon Elea̱zar aan* om Jehovah’s ark te bewaken.
6 David en heel Israël gingen dus naar Ba̱äla,+ naar Ki̱rjath-Jea̱rim, dat bij Juda hoort, om de ark van de ware God op te halen — de ark waar de naam van Jehovah wordt aangeroepen, die boven* de cherubs+ op zijn troon zit.