11 “Daarom, zo zeker als ik leef,” verklaart de Soevereine Heer Jehovah, “omdat jullie mijn heiligdom hebben verontreinigd met al jullie walgelijke afgoden en met al jullie afschuwelijke praktijken,+ zal ik jullie ook verwerpen. Ik zal geen medelijden hebben en geen medegevoel tonen.+