6 Ik zei: ‘O mijn God, ik schaam me en durf mijn gezicht niet naar u op te heffen, mijn God, want onze overtredingen zijn boven ons hoofd uitgestegen en onze schuld heeft zich tot aan de hemel opgestapeld.+
7 Jehovah, u bent rechtvaardig, maar wij moeten ons schamen,* ook vandaag — heel Israël, onder wie de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem, degenen dichtbij en ver weg, in alle landen waarheen u ze hebt verdreven omdat ze u ontrouw waren.+