2 Van alle reine diersoorten moet je er zeven* meenemen,+ steeds een mannetje en een vrouwtje, en van alle dieren die niet rein zijn maar twee, steeds een mannetje en een vrouwtje,
25 Jullie moeten onderscheid maken tussen reine en onreine landdieren en tussen reine en onreine vogels.+ Maak jezelf* niet tot iets walgelijks met landdieren, vogels of kruipende dieren die ik voor jullie heb afgezonderd als onrein.+