13 En aan Kaleb,+ de zoon van Jefu̱nne, gaf Jozua een deel onder de afstammelingen van Juda, zoals Jehovah hem had geboden, namelijk Ki̱rjath-A̱rba (A̱rba was de vader van E̱nak), oftewel He̱bron.+ 14 Kaleb verdreef daaruit de drie zonen van E̱nak:+ Se̱sai, Ahi̱man en Ta̱lmai;+ E̱naks nakomelingen.