3 Toen zeiden de aanvoerders van de Filistijnen: ‘Wat doen die Hebreeën hier?’ A̱chis antwoordde: ‘Dat is David, de dienaar van koning Saul van Israël, die al meer dan een jaar bij me is.+ Vanaf de dag dat hij naar me overgelopen is, heb ik nog nooit iets op hem aan te merken gehad.’