10 Later namen Aärons zonen Na̱dab en Abi̱hu+ allebei hun vuurpan, deden er vuur in en legden daar wierook+ op. Toen gingen ze vóór Jehovah onwettig vuur offeren,+ wat hij hun niet had opgedragen. 2 Hierop ging er vuur uit van Jehovah dat hen verteerde.+ Zo stierven ze vóór Jehovah.+