18 Abi̱gaïl+ nam snel 200 broden, twee grote kruiken wijn, vijf geslachte schapen, vijf sea* geroosterd graan, 100 rozijnenkoeken en 200 koeken van samengeperste vijgen, en laadde alles op de ezels.+
2 De koning zei tegen Zi̱ba: ‘Waarom heb je dat allemaal bij je?’ Zi̱ba zei: ‘De ezels zijn voor het gezin van de koning om op te rijden, het brood en de zomervruchten zijn voor de jonge mannen, en de wijn is voor wie uitgeput raakt in de woestijn.’+