39 Vandaag ben ik zwak, ook al ben ik tot koning gezalfd,+ en ik kan niet op tegen de wreedheid+ van deze mannen, de zonen van Zeru̱ja.+ Laat Jehovah de misdadiger de straf geven die hij verdient.’+
10 Maar de koning zei: ‘Wat heb ik met jullie te maken, zonen van Zeru̱ja?+ Laat hem mij maar vervloeken,+ want Jehovah heeft tegen hem gezegd:+ “Vervloek David!” Wie kan er dan zeggen: “Waarom doe je dat?”’