12 Er verscheen geen manna meer vanaf de dag waarop ze van de opbrengst van het land hadden gegeten. De Israëlieten kregen geen manna meer+ omdat ze dat jaar de opbrengst van het land Kanaän gingen eten.+
14 Want dit zegt Jehovah, de God van Israël: “De grote kruik met meel zal niet leeg raken en er zal altijd genoeg olie in de kleine kruik zijn tot de dag dat Jehovah het op de aardbodem laat regenen.”’+