25 Achter hem voerde Pa̱lal, de zoon van U̱zai, herstellingswerk uit tegenover de Steunbeer en de toren die vanaf het Huis* van de Koning uitsteekt,+ de hoge toren die bij het Hof van de Wacht+ hoort. Daarachter werkte Peda̱ja, de zoon van Pa̱ros.+
2 In die tijd werd Jeruzalem belegerd door de legers van de koning van Babylon, en de profeet Jeremia zat opgesloten in het Hof van de Wacht+ in het huis* van de koning van Juda.
21 Koning Zedeki̱a gaf dus de opdracht dat Jeremia vastgezet zou worden in het Hof van de Wacht.+ Elke dag kreeg hij een rond brood uit de straat van de bakkers,+ totdat al het brood in de stad op was.+ En Jeremia bleef in het Hof van de Wacht.