17 De Hethieten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten — je moet ze voor volledige vernietiging bestemmen,+ zoals Jehovah, je God, jullie geboden heeft.
5 Toen verzamelden de vijf koningen van de Amorieten+ zich met hun legers: de koning van Jeruzalem, de koning van He̱bron, de koning van Ja̱rmuth, de koning van La̱chis en de koning van E̱glon. Ze trokken op naar Gi̱beon, sloegen hun kamp daar op en vielen de stad aan.
11 ‘Koning Manasse van Juda heeft al die afschuwelijke dingen gedaan. Hij heeft meer kwaad gedaan dan alle Amorieten+ vóór hem,+ en hij heeft Juda met zijn walgelijke afgodsbeelden* tot zonde aangezet.
3 Je moet zeggen: “Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah tegen Jeruzalem: ‘Je oorsprong en geboorte waren in het land van de Kanaäniet. Je vader was een Amoriet+ en je moeder een Hethitische.+