13 ‘Als Efraïm sprak, beefde men.
Hij had aanzien in Israël.+
Maar hij maakte zich schuldig aan Baälaanbidding+ en stierf.
2 Nu maken ze hun zonde nog groter
en maken ze metalen beelden van hun zilver.+
Ze zijn vaardig in het maken van afgoden, allemaal het werk van ambachtslieden.
Daartegen zeggen ze: “Laat de mannen die offeren de kalveren kussen.”+