Job
5 Roep maar! Is er iemand die je antwoordt?
Tot wie van de heiligen kun jij je wenden?
4 Zijn zonen zijn verre van veilig,
ze worden in de stadspoort vertrapt+ en er is niemand die ze redt.
5 Wat hij oogst, eet de hongerige op
en haalt dat zelfs tussen de doorns weg.
En hun bezittingen worden in een strik gevangen.
6 Het slechte ontkiemt toch niet uit het stof
en ellende ontspruit toch niet uit de grond?
7 De mens is voor ellende geboren,
zo zeker als vonken omhoogvliegen.
8 Als ik jou was, zou ik me tot God wenden
en aan God zou ik mijn zaak voorleggen,
9 aan hem die grote, ondoorgrondelijke dingen doet,
bijzondere dingen, niet te tellen.
10 Hij geeft de aarde regen
en brengt water over de velden.
11 Hij verhoogt gewone mensen
en plaatst treurenden op een veilige hoogte.
12 Hij verijdelt de listige plannen van de sluwen,
zodat het werk van hun handen geen succes heeft.
14 Overdag stuiten ze op duisternis
en midden op de dag tasten ze rond alsof het nacht is.
15 Hij redt mensen van het zwaard uit hun mond,
hij redt de arme uit de handen van de sterke,
16 zodat er hoop is voor gewone mensen,
maar onrechtvaardigen de mond wordt gesnoerd.
17 Gelukkig is de man die door God wordt terechtgewezen.
Verwerp de correctie* van de Almachtige dus niet!
18 Want hij veroorzaakt pijn maar verbindt de wond.
Hij verwondt maar geneest met zijn eigen handen.
19 Van zes rampen zal hij je redden,
zelfs de zevende zal je geen kwaad doen.
20 Tijdens hongersnood zal hij je verlossen van de dood,
tijdens oorlog van de macht van het zwaard.
22 Je lacht om vernietiging en honger
en bent niet bang voor de wilde dieren van de aarde.
23 De stenen van het veld bezorgen je geen last*
en je leeft in vrede met de wilde dieren van het veld.
25 Je krijgt veel kinderen,
nakomelingen zo veel als het gras van de aarde.
26 En als je naar het graf gaat, ben je nog sterk,
als een korenschoof die wordt binnengehaald in de oogsttijd.
27 Dit hebben wij onderzocht, en zo is het.
Luister en neem het aan.’