Job
Ik laat mijn klachten de vrije loop.
Ik zal spreken in mijn bittere ellende!*
2 Ik zal tegen God zeggen: “Verklaar me niet schuldig.
Vertel me waarom u me bestrijdt.
3 Hebt u er iets aan om mij te onderdrukken,
om het werk van uw handen te verachten+
terwijl u de raad van slechte mensen goedkeurt?
7 U weet dat ik niet schuldig ben.+
Niemand kan me redden uit uw hand.+
9 Bedenk alstublieft dat u me uit klei hebt gemaakt.+
Maar nu laat u me tot stof terugkeren.+
10 Hebt u me niet als melk uitgegoten
en als kaas laten stremmen?
12 U hebt me leven en loyale liefde gegeven.
U hebt mijn geest* beschermd met uw zorg.+
13 Maar in het geheim was u deze dingen van plan.*
Ik weet dat deze dingen van u komen.
14 Als ik zondigde, zou u me in het oog houden.+
U zou me niet vrijspreken van mijn overtreding.
15 Als ik schuldig ben, wee mij!
17 U roept nieuwe getuigen tegen mij op
en uw woede tegen mij neemt toe.
De ene ramp na de andere treft me.
18 Waarom hebt u me toch uit de moederschoot laten komen?+
Was ik maar gestorven voordat ik iemand onder ogen kwam.
19 Dan was het alsof ik nooit had bestaan.
Ik was van de buik zo naar het graf gebracht.”
20 Mij resten toch maar weinig dagen?+ Liet hij me maar met rust.