Het Hooglied
Ik zocht hem maar vond hem niet.+
2 Ik zal opstaan en de stad doorzoeken.
Op de straten en op de pleinen
zoek ik mijn lief.*
Ik zocht hem maar ik vond hem niet.
3 Ik trof de wachters op hun ronde in de stad.+
“Hebben jullie mijn lief* gezien?”
Ik pakte hem vast, ik wilde hem niet laten gaan,
tot ik hem in het huis van mijn moeder had gebracht,+
in de kamer van de vrouw die mij het leven schonk.
5 Dochters van Jeruzalem, zweer mij
bij de gazellen en de hinden van het veld:
wek geen liefde in me op, roep haar niet wakker voordat ze dat wil.’+
6 ‘Wat komt daar uit de woestijn als zuilen van rook,
met de geur van mirre en hars
en allerlei aromatische poeders van een koopman?’+
7 ‘Kijk! Het is het rustbed van Salomo,
omringd door 60 sterke mannen
uit de dappere strijders van Israël,+
8 allemaal gewapend met een zwaard,
allemaal geoefend in de strijd,
elk met zijn zwaard aan zijn heup
als bescherming tegen de verschrikkingen van de nacht.’
Het binnenwerk was liefdevol versierd
door de dochters van Jeruzalem.’
11 ‘Kom naar buiten, dochters van Sion,
kijk naar koning Salomo.