Jesaja
Omdat het in een nacht verwoest is,
is Ar+ van Moab tot zwijgen gebracht.
Omdat het in een nacht verwoest is,
is Kir+ van Moab tot zwijgen gebracht.
Moab jammert over Ne̱bo+ en over Me̱deba.+
Elk hoofd is kaalgeschoren,+ elke baard is afgeknipt.+
3 In zijn straten heeft men een zak aangedaan.
Iedereen jammert op de daken en op de pleinen,
huilend gaan ze naar beneden.+
4 He̱sbon en Elea̱le+ schreeuwen het uit.
Hun stem is te horen tot in Ja̱haz.+
Daarom blijven de gewapende mannen van Moab roepen.
Hij* trilt van angst.
5 Mijn hart schreeuwt het uit om Moab.
Zijn vluchtelingen zijn tot aan Zo̱ar+ en E̱glath-Seli̱sia+ gekomen.
Ze huilen terwijl ze de helling van Lu̱hith beklimmen,
op de weg naar Horona̱ïm jammeren ze over het onheil.+
6 Het water van Ni̱mrim is opgedroogd.
Het groene gras is verdord,
het gras is verdwenen en er is niets groens meer over.
7 Wat over is van hun voorraad en rijkdom dragen ze daarom weg,
ze steken het dal* van de populieren over.
8 Het geschreeuw weerklinkt overal in Moab.+
Het gejammer dringt door tot Egla̱ïm,
het dringt door tot Be̱ër-E̱lim.