Hosea
2 Ga terug naar Jehovah met de volgende woorden.
Zeg tegen hem: “Vergeef alstublieft onze zonden+ en aanvaard wat goed is.
Dan zullen wij de lof van onze lippen offeren+ als jonge stieren.*
3 Assyrië zal ons niet redden.+
We zullen niet op paarden rijden.+
En we zullen niet meer tegen het werk van onze handen zeggen: ‘O onze God!’
Want u bent het die barmhartig is voor vaderloze kinderen.”+
4 Ik zal hun ontrouw genezen.+
5 Ik zal voor Israël worden als dauw.
Hij zal bloeien als een lelie
en zich diep wortelen als de bomen van de Libanon.
6 Zijn twijgen zullen uitlopen
en zijn pracht zal zijn als die van de olijfboom,
zijn geur als die van de Libanon.
7 Ze zullen weer in zijn schaduw wonen.
Ze zullen graan verbouwen en uitlopen als een wijnstok.+
Zijn roem* zal zijn als de wijn van de Libanon.
8 Efraïm zal zeggen: “Wat heb ik nog met afgoden te maken?”+
Ik zal antwoorden en over hem waken.+
Ik zal zijn als een weelderige jeneverboom.
Je zult bij mij je vruchten vinden.’
9 Wie is wijs? Laat hij deze dingen begrijpen.
Wie is verstandig? Laat hij ze weten.
Want de wegen van Jehovah zijn recht+
en de rechtvaardigen zullen erop wandelen,
maar de overtreders zullen erop struikelen.