HANDELINGEN
Aantekeningen — Hoofdstuk 28
Malta: In de Griekse tekst wordt het woord Melite gebruikt, dat al eeuwenlang wordt vereenzelvigd met het huidige eiland Malta. Het schip waarmee Paulus reisde werd door een sterke wind in zuidelijke richting gestuwd, van Knidus aan de ZW-punt van Klein-Azië tot onder Kreta (Han 27:7, 12, 13, 21). In Han 27:27 wordt gezegd dat ze ‘ronddreven op de Zee van Adria’, een benaming die in Paulus’ tijd gebruikt werd voor een gebied dat groter was dan de huidige Adriatische Zee. Dit gebied omvatte de Ionische Zee en het gedeelte ten O van Sicilië en ten W van Kreta, en dus ook de zee bij het huidige Malta. (Zie aantekening bij Han 27:27.) Gezien de richting van de stormwind Euraquilo (Han 27:14) is het waarschijnlijk dat het schip naar het W werd gestuwd en schipbreuk leed op het eiland Malta, ten Z van Sicilië. In de loop van de tijd hebben sommige geleerden andere eilanden geopperd als locatie van het Bijbelse Melite. Eén theorie noemde een eiland in de buurt van Korfoe, voor de westkust van Griekenland. Volgens een andere theorie (gebaseerd op het Griekse woord Melite) gaat het om Melite Illyrica, dat nu bekendstaat als Mljet, een eiland voor de kust van Kroatië, in de huidige Adriatische Zee. Maar gezien de beschrijving die de Bijbel van de route geeft, is het onwaarschijnlijk dat het schip in noordelijke richting helemaal naar Korfoe of Mljet is gevaren. (Zie App. B13.)
De plaatselijke bevolking: Of ‘de mensen, die een vreemde taal spraken’. Sommige oudere Bijbelvertalingen geven het Griekse barbaros dat hier gebruikt wordt weer met ‘Barbaren’. De herhaling ‘bar bar’ in dit Griekse woord bracht de gedachte over van stamelen, brabbelen of onverstaanbaar spreken. Daarom gebruikten de Grieken het woord oorspronkelijk voor een buitenlander die een andere taal sprak. In die tijd bracht het woord niet de gedachte over van onbeschaafde, ruwe, onbehouwen mensen en sprak er ook geen minachting uit. Barbaros werd gewoon gebruikt om niet-Grieken van Grieken te onderscheiden. Enkele Joodse schrijvers, onder wie Josephus, erkenden dat ze met deze term werden aangeduid (De Oude Geschiedenis van de Joden, XIV, 187 [x, 1]; Tegen de Grieken, I, 58 [11]). Het was zelfs zo dat de Romeinen zichzelf barbaren noemden voordat ze de Griekse cultuur overnamen. De term werd hier dus toegepast op de inwoners van Malta, die kennelijk een eigen taal spraken die niet verwant was aan het Grieks, waarschijnlijk Punisch. (Zie aantekening bij Ro 1:14.)
vriendelijk: Of ‘menslievend’. Het Griekse woord filanthropia betekent letterlijk ‘genegenheid (liefde) voor de mensheid’. Die vriendelijkheid kan de gedachte omvatten van oprechte belangstelling tonen en gastvrijheid verlenen door in de behoeften van anderen te voorzien. Zoals uit dit gedeelte blijkt, kunnen mensen deze eigenschap die God graag ziet al tonen voordat ze Jehovah leren kennen. Een soortgelijk voorbeeld staat in Han 27:3, waar het verwante filanthropos wordt gebruikt om de manier te beschrijven waarop Julius, de legerofficier, Paulus behandelde. In Tit 3:4 wordt filanthropia gebruikt om Jehovah’s gevoelens te beschrijven en is het vertaald met ‘liefde voor de mensen’.
een adder: Tegenwoordig zijn er geen adders meer op het eiland Malta. Maar dit verslag laat zien dat de inwoners in de eerste eeuw deze slangen kenden. In de loop van de eeuwen kan deze slangensoort op Malta uitgestorven zijn door veranderingen in de leefomgeving of door de bevolkingsgroei.
Gerechtigheid: Het Griekse woord voor Gerechtigheid dat hier wordt gebruikt, is dike. Het kan slaan op een godin die de wrekende gerechtigheid voorstelt of op het concept gerechtigheid. In de Griekse mythologie was Dikè de naam van de godin van het recht. Er werd gedacht dat zij het doen en laten van de mens in de gaten hield en onrecht dat niet werd gezien aan Zeus meldde, zodat de schuldige partij gestraft zou worden. Misschien hebben de bewoners van Malta gedacht dat Paulus wel aan de schipbreuk was ontsnapt, maar nu door een soort goddelijke gerechtigheid alsnog gestraft werd via een slang.
Zonen van Zeus: Volgens de Griekse en de Romeinse mythologie waren de ‘Zonen van Zeus’ (Grieks: Dioskouroi) de tweeling Castor en Pollux, zonen van de god Zeus (Jupiter) en de Spartaanse koningin Leda. Ze werden onder andere gezien als beschermgoden van de zeelieden. Dit detail over het boegbeeld van het schip is nog een bewijs dat het verslag is geschreven door een ooggetuige.
Syracuse: Een stad met een mooie haven aan de ZO-kust van het eiland Sicilië (Italië). Volgens de Griekse geschiedschrijver Thucydides werd de stad in 734 v.Chr. door de Korinthiërs gesticht. Syracuse was de geboorteplaats van enkele bekende figuren uit de oudheid, zoals de wiskundige Archimedes. Syracuse werd in 212 v.Chr. door de Romeinen veroverd. (Zie App. B13.)
Puteoli: Het huidige Pozzuoli. Deze belangrijke haven ten ZO van Rome lag zo’n 10 km ten WZW van Napels. Er zijn daar nog steeds uitgestrekte ruïnes van een oude pier. Josephus noemt de plaats bij haar oudere naam, Dicaearchia, en zegt dat daar een Joodse kolonie gevestigd was (De Oude Geschiedenis van de Joden, XVII, 328, xii, 1). Onderweg naar zijn rechtszaak voor caesar in Rome deed Paulus rond 59 Puteoli aan. Het schip kwam uit Regium (nu Reggio di Calabria), een havenstad in de zuidpunt van Italië tegenover Sicilië, zo’n 320 km ten ZZO van Puteoli. De broeders in Puteoli drongen er bij Paulus en zijn reisgenoten op aan dat ze een week bij hen zouden blijven (Han 28:14). Dat wijst erop dat Paulus ondanks zijn gevangenschap een mate van vrijheid had. (Zie App. B13.)
Vervolgens gingen we op weg naar Rome: De afstand tussen Puteoli en Rome was 245 km, een reis van ongeveer een week. Paulus en zijn reisgenoten gingen waarschijnlijk van Puteoli naar Capua en reisden vandaar nog 212 km naar Rome over de Via Appia. De Via Appia was vernoemd naar Appius Claudius Caecus, de Romeinse staatsman die in 312 v.Chr. met de aanleg ervan begon. De weg verbond Rome uiteindelijk met de haven van Brundisium (het huidige Brindisi), een belangrijke poort naar het O. Een groot deel van de weg was geplaveid met grote blokken vulkanisch gesteente. De breedte van de weg wisselde nogal: sommige delen waren nog geen 3 m breed en andere ruim 6 m breed. Het algemene criterium was dat twee voertuigen elkaar in tegengestelde richting moesten kunnen passeren zonder elkaar te hinderen. Op bepaalde punten was de Middellandse Zee zichtbaar. Een deel van de weg liep door de Pontijnse moerassen, een drassig gebied naar aanleiding waarvan een Romeinse schrijver klaagde over de muggen en de stank. Langs de weg liep een kanaal, en als de weg overstroomd was, gebruikten reizigers boten om zich door het gebied te verplaatsen. Even ten N van deze moerassen lagen de Marktplaats van Appius, zo’n 65 km van Rome, en de Drie Taveernen, een pleisterplaats zo’n 50 km van de stad.
de Marktplaats van Appius: Of ‘het Forum van Appius’. Latijn: Appii Forum. Een marktplaats zo’n 65 km ten ZO van Rome. Dit was een bekende pleisterplaats aan de beroemde Romeinse heerweg Via Appia, die van Rome via Capua naar Brundisium (nu Brindisi) liep. Zowel de weg als de marktplaats waren vernoemd naar degene die het initiatief had genomen tot de aanleg ervan, Appius Claudius Caecus (4de eeuw v.Chr.). Omdat reizigers vanuit Rome aan het einde van hun eerste reisdag meestal bij dit poststation stopten, werd het een druk handelscentrum en een marktplaats. De ligging ervan aan een kanaal dat langs de weg en door de Pontijnse moerassen liep, droeg bij aan het belang van de plaats. Reizigers werden naar verluidt ’s avonds over dit kanaal vervoerd in een schuit die door muildieren getrokken werd. De Romeinse dichter Horatius beschrijft de ongemakken van de reis, klaagt over de kikkers en muggen en zegt dat de Marktplaats van Appius ‘wemelend van scheepslui en van gierige herbergiers’ was (Satiren, I, V, 1-6). Maar ondanks alle ongemakken was de delegatie uit Rome graag bereid Paulus en zijn reisgenoten op te wachten om hen voor de veiligheid te vergezellen op het laatste deel van hun reis. Op de plaats van het Forum van Appius (Foro Appio) ligt nu het dorpje Borgo Faiti, aan de Via Appia. (Zie App. B13.)
Drie Taveernen: Latijn: Tres Tabernae. Deze pleisterplaats lag aan de Via Appia en wordt ook in andere oude geschriften vermeld. De plek ligt zo’n 50 km ten ZO van Rome en zo’n 15 km van de Marktplaats van Appius. Tegenwoordig zijn op die plek nog een paar Romeinse ruïnes. (Zie App. B13.)
caesar: Zie aantekening bij Han 26:32.
deze sekte: Zie aantekening bij Han 24:5.
door grondig getuigenis te geven over Gods Koninkrijk: Handelingen gebruikt de Griekse woorden voor ‘getuige’ (martus), ‘getuigen’ (martureo), ‘grondig getuigenis geven’ (diamarturomai) en verwante woorden vaker dan elk ander Bijbelboek, met uitzondering van het evangelie van Johannes. (Zie aantekeningen bij Jo 1:7 en Han 1:8.) Een getuige zijn en een grondig getuigenis geven over Gods voornemens — met inbegrip van zijn Koninkrijk en de belangrijke rol van Jezus — is een thema dat als een rode draad door het boek Handelingen loopt (Han 2:32, 40; 3:15; 4:33; 5:32; 8:25; 10:39; 13:31; 18:5; 20:21, 24; 22:20; 23:11; 26:16).
deze redding, die van God komt: Of ‘dit, het middel waardoor God redt’. Het Griekse soterion kan niet alleen duiden op redding maar ook op het middel waardoor redding of bevrijding tot stand komt (Lu 2:30; 3:6, vtnn.). Bij uitbreiding kan het ook de boodschap omvatten over hoe God de mensheid zal redden.
Sommige latere Griekse manuscripten en oude vertalingen in andere talen voegen het volgende toe: ‘Nadat hij dat had gezegd, gingen de Joden weg terwijl ze hevig met elkaar discussieerden.’ Maar die woorden komen niet voor in de oudste en betrouwbaarste manuscripten en maken blijkbaar geen deel uit van de oorspronkelijke tekst van Handelingen. (Zie App. A3.)
Hij bleef twee volle jaren: In deze periode van twee jaar schreef Paulus zijn brief aan de Efeziërs (Ef 4:1; 6:20), aan de Filippenzen (Fil 1:7, 12-14), aan de Kolossenzen (Kol 4:18), aan Filemon (Flm 9) en blijkbaar ook aan de Hebreeën. Waarschijnlijk is zijn huisarrest geëindigd rond het jaar 61, toen zijn rechtszaak kennelijk voorkwam — misschien voor keizer Nero of een van zijn vertegenwoordigers — en hij onschuldig werd verklaard. Zoals typerend was voor Paulus, is hij na zijn vrijlating actief gebleven. Misschien is hij in deze periode naar Spanje gegaan, zoals hij van plan was (Ro 15:28). Clemens van Rome schreef rond 95 dat Paulus ‘het uiterste westen had bereikt’, dat wil zeggen van het Romeinse Rijk. Uit Paulus’ drie brieven uit de periode na zijn vrijlating (1 en 2 Timotheüs en Titus) blijkt dat Paulus waarschijnlijk Efeze, Kreta, Macedonië, Milete, Nikopolis en Troas heeft bezocht (1Ti 1:3; 2Ti 4:13; Tit 1:5; 3:12). Volgens sommigen werd hij opnieuw gearresteerd in Nikopolis (Griekenland) en zat hij rond 65 weer gevangen in Rome. Maar dit keer kende Nero blijkbaar geen genade. Het jaar ervoor was Rome door een brand verwoest, en volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus gaf Nero de christenen daar de schuld van en liet hij hen meedogenloos vervolgen. Toen Paulus zijn tweede en laatste brief aan Timotheüs schreef, verwachtte hij binnenkort terechtgesteld te worden, dus vroeg hij Timotheüs en Markus snel te komen. Lukas en Onesiforus waren heel moedig en zetten hun leven op het spel om Paulus te bezoeken en te troosten (2 Tim. 1:16, 17; 4:6-9, 11). Waarschijnlijk is Paulus rond 65 terechtgesteld. Zowel tijdens zijn leven als bij zijn dood was Paulus een belangrijke getuige van ‘alles wat Jezus heeft gedaan en onderwezen, vanaf het begin’ (Han 1:1).
Zonder belemmerd te worden: Of ‘vrijuit’. Het boek Handelingen eindigt positief. Hoewel Paulus onder huisarrest stond, ging hij openlijk door met prediken en onderwijzen. Niets kon de verbreiding van de Koninkrijksboodschap in Rome tegenhouden. Dit is een toepasselijk slot van het boek Handelingen. Er wordt in beschreven hoe de heilige geest de christenen in de eerste eeuw de kracht gaf te beginnen aan de grootste predikingscampagne ooit en het goede nieuws van Gods Koninkrijk te verbreiden ‘tot in de meest afgelegen delen van de aarde’ (Han 1:8).
met grote vrijmoedigheid: Of ‘met grote onbevreesdheid’. Het Griekse parresia wordt ook weergegeven met ‘vrijuit’ (Han 4:13). Dit zelfstandig naamwoord en het verwante werkwoord parresiazomai worden vaak vertaald met ‘vrijmoedig spreken’ en worden diverse keren in Handelingen gebruikt. Vrijmoedigheid was van het begin tot het eind van Lukas’ verslag het kenmerk van de prediking van de eerste christenen (Han 4:29, 31; 9:27, 28; 13:46; 14:3; 18:26; 19:8; 26:26).
predikte: De grondbetekenis van het Griekse woord is ‘aankondigen als een openbare boodschapper’. De nadruk ligt op de methode van aankondigen: meestal een verklaring in het openbaar en geen preek gericht tot een groep. Het thema van deze prediking was Gods Koninkrijk. In Handelingen komt de uitdrukking ‘Gods Koninkrijk of ‘Koninkrijk van God’ zes keer voor. De eerste keer is in Han 1:3, waar wordt gezegd dat Jezus over dit Koninkrijk praatte in de 40 dagen tussen zijn opstanding en hemelvaart. Gods Koninkrijk bleef het belangrijkste thema van de prediking van de apostelen (Han 8:12; 14:22; 19:8; 28:23).