Schaapskooi
Een schaapskooi was een omheining die bedoeld was om de schapen te beschermen tegen dieven en roofdieren. Herders lieten hun kudde voor de veiligheid in een schaapskooi overnachten. Schaapskooien in Bijbelse tijden hadden verschillende afmetingen. Ze hadden geen dak en bestonden vaak uit muren van stenen met maar één opening (Nu 32:16; 1Sa 24:3; Ze 2:6). Johannes heeft het over de schaapskooi binnengaan ‘door de deur’, die werd bewaakt door een ‘deurwachter’ (Jo 10:1, 3). In een gemeenschappelijke schaapskooi konden meerdere kudden de nacht doorbrengen, en de deurwachter hield dan de wacht om de schapen te beschermen. ’s Morgens opende de deurwachter de deur voor de herders. Elke herder verzamelde zijn kudde door de schapen te roepen, en zijn schapen herkenden de stem van hun herder en reageerden daarop (Jo 10:3-5). Jezus vermeldde dit gebruik om te illustreren hoe hij voor zijn discipelen zorgde (Jo 10:7-14).
Verwante Bijbeltekst(en):