God gehoorzamen in verband met omgang
JEHOVAH’S GETUIGEN weten dat „slechte omgang . . . nuttige gewoonten [bederft]” (1 Kor. 15:33). De ervaring van een jongeman, die geen Getuige was, toont aan hoe waardevol het naleven van dit beginsel is:
„Er was een meisje dat ik erg graag mocht. Toen zij met Jehovah’s getuigen de bijbel begon te bestuderen, vertelde zij mij dat zij niet met wereldse jongens kon uitgaan. Zelfs nadat zij zich had laten dopen, trachtte ik haar rechtschapenheid jegens God te breken. Het liep allemaal op niets uit. Ik trachtte haar zelfs te doen geloven dat ik ook belangstelling voor de bijbelse waarheid had. Ja, ik ging naar verscheidene vergaderingen en nam deel aan het predikingswerk. Ik dacht, omdat ik dit allemaal deed, dat ik haar nu voor mij had gewonnen.
Ik belde of schreef haar bijna elke dag omdat ik buiten de stad werkte. Ik stuurde haar steeds geschenken, maar zij nam ze nooit aan. Toen dacht ik bij mijzelf dat er toch iets met die nieuwe religie van haar moest zijn omdat ik bij elk meisje altijd mijn zin kreeg, behalve bij haar. Ik begon daarom serieus de bijbel te bestuderen en droeg spoedig mijn leven aan Jehovah God op. Ja, ik ben nu een van Jehovah’s getuigen en dit getrouwe meisje is nu mijn vrouw. Wat ben ik dankbaar en gelukkig dat zij Gods beginselen zo getrouw naleefde.”