Wat is de zienswijze van de bijbel?
Het ouijabord — Onschuldige ontspanning?
„EXPLOREER de mysteries van uw telepathische vermogen en uw onderbewustzijn met een ditmaal beproefd en geliefd middel. Het pratende ouijabord is een groot mysterie en wij pretenderen niet dat het bij alle gelegenheden en onder alle omstandigheden even goed zal werken, maar wel kunnen we zeggen dat het, met redelijk oordeel en geduld gebruikt, aan uw stoutste verwachtingen zal voldoen”, zo luidde een van de advertenties waarin het pratende ouijabord werd aangeprezen.
Naar verluidt gaat de geschiedenis van dit bord terug tot in het grijze verleden, minstens tot het jaar 540 v.G.T.; de Griekse filosoof Pythagoras zou het als eerste gebruikt hebben. Niet iedereen is overigens onverdeeld enthousiast over het bord. In de Knoxville News-Sentinel stond een aanhaling uit het boek van de Canadese schrijver A. Spraggett, Probing the Unexplained: „Iedereen die wel eens rond dit duivelse voorspellingsinstrument, het ouijabord, heeft gezeten, weet op welk een fiasco het ritueel gewoonlijk uitloopt.”
Het pratende ouijabord is ongeveer zestig centimeter lang, vijfenveertig centimeter breed en iets meer dan een halve centimeter dik. Afhankelijk van de uitvoering staan er woorden op als „ja”, „neen”, „ouija”, „het foppend orakel” en „goedendag”. De letters van het alfabet staan in twee parallelle bogen op het bord en de Romeinse cijfers van 1 tot 0 in een rechte lijn daaronder. Bij het bord hoort een hartvormige aanwijzer, die rust op drie pootjes en waaraan bij de punt een cirkelvormig glas is bevestigd.
Gezien het feit dat het ouijabord door fabrikanten van gezelschapsspelen wordt vervaardigd en op de speelgoedafdeling van warenhuizen te verkrijgen is, zou men licht kunnen denken dat het slechts om een onschuldig spel gaat. Dat is echter niet zo! Zo verzocht onlangs een Londens medium, die de leiding heeft over een centrum voor genezing en meditatie, aan de Southeast London and Kentish Mercury een waarschuwing te publiceren voor het gebruik van het ouijabord. Hij had naar zeggen in een tijdsperiode van slechts enkele maanden talloze oproepen om hulp ontvangen van wanhopige ouders en van jonge personen wegens de nadelige invloed die zij hadden ondervonden van het spelen met een ouijabord. Hij smeekte: „Alstublieft, laat ze staan, ze kunnen onherstelbaar hersenletsel veroorzaken. . . . Als de mensen slechts zouden beseffen hoe gevaarlijk het is hierin te liefhebberen.” Hij verklaarde ook dat het spelen met een ouijabord de mens in een diepe en ernstige depressietoestand kan brengen en de weg kan vrijmaken voor „boze geestenmachten”. Hij verhaalde van mensen die werden lastig gevallen door geesten die beweerden overleden personen te zijn; één meisje werd geplaagd door een geest die er aanspraak op maakte de geest van een jong meisje te zijn dat kort tevoren zelfmoord had gepleegd.
In de Verenigde Staten hebben zowel spiritisten als astrologen zich uitgesproken tegen het spelen met het ouijabord. Zij noemen het „gevaarlijk en bedrieglijk”; mensen raken er emotioneel zo van in de war dat zij soms zelfs krankzinnig worden. Volgens een van hen is het gebruik van het ouijabord „een eerste stap in de demonenwereld — en denk niet dat demonen niet bestaan”. — The Oregon Journal, 12 december 1968.
De aanwezigheid van het bedrogaspect wordt bevestigd door een bericht in de New York Times van 3 maart 1970: „Verzoek van ouijabord om $59.285 beheerst fraudezaak.” Het artikel vermeldde verder hoe een erfgename er door een vermeende vriend toe was gebracht te geloven dat haar ouijabord haar had gelast bovenvermeld bedrag aan een bepaalde „goede engel” af te staan. De jury had veertig minuten nodig om het schuldig uit te spreken, hoewel dit volgens de rechter wel in drie minuten had kunnen gebeuren!
Bij zeldzame gelegenheden doet het geval zich voor dat de antwoorden van het ouijabord enige grond geven voor de geloofwaardigheid van de bewering dat het de geesten van dode personen zijn met wie de levenden door middel van het bord in contact treden. Doch hoe zou dat te rijmen zijn met de duidelijke leer van de bijbel, het Woord van God, omtrent de doden. De bijbel zegt: „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust.” — Pred. 9:5, 10; Ps. 146:4.
De doden houden dus op te bestaan. Maar wie zijn dan die geesten die zich vereenzelvigen met overleden personen en bij tijden mensen verbazen door hun kennis van bepaalde feiten? Het zijn onzichtbare, goddeloze geesten die oorspronkelijk als goede geesten of engelen werden geschapen, precies als Satan de Duivel. In de dagen vóór de Vloed verlieten zij hun hemelse woonplaats ten einde seksuele genoegens te kunnen smaken, zoals de bijbel ons in Genesis 6:2 duidelijk maakt: „De zonen van de ware God [gingen] de dochters der mensen . . . gadeslaan en bemerkten dat zij mooi waren; en zij gingen zich vrouwen nemen, namelijk allen die zij verkozen.” Dat het hier niet over menselijke zonen van God gaat, blijkt duidelijk uit de wijze waarop de discipel Jakobus naar hen verwijst: „De engelen die hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten, heeft hij met eeuwige banden onder dikke duisternis bewaard voor het oordeel van de grote dag.” — Jud. 6.
De apostel Petrus schrijft in dezelfde trant aangaande hen: „Stellig [heeft] God zich er niet van . . . weerhouden de engelen die zondigden te straffen, maar hen, door hen in Tártarus te werpen, aan afgronden van dikke duisternis . . . overgegeven om voor het oordeel bewaard te worden; . . . maar Noach, een prediker van rechtvaardigheid, [heeft hij] met zeven anderen veilig . . . bewaard, toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht.” Ja, deze engelen hadden zich gematerialiseerd om van seks te kunnen genieten. Toen de Vloed kwam, moesten zij zich dematerialiseren, en alhoewel zij zich misschien weer naar hun vroegere positie in de hemel hadden willen begeven, hadden zij dat voorrecht wegens hun sensuele, zelfzuchtige handelwijze verspeeld, zodat God hun dit niet toestond maar hen in het geestenrijk tot een staat van geestelijke duisternis beperkte. — 2 Petr. 2:4, 5.
De Israëlieten werden herhaaldelijk gewaarschuwd niets van doen te hebben met de demonen of met degenen die beweerden in contact te staan met de doden (Deut. 18:10-12; Jes. 8:19, 20). Jezus en zijn apostelen beseften wat voor geesten het waren die van mensen bezit namen, en zij hadden het vermogen hen te bevelen hun slachtoffers te verlaten. — Matth. 8:28-34; Hand. 16:16-18.
Wat is met het oog op deze feiten de verstandige en veilige handelwijze? Ons verre te houden van elk „foppend orakel” en van elk geestenmedium, en dat om meer dan één goede reden:
Om te beginnen zijn al deze goddeloze geesten bedriegers, want zij doen zich voor als de geesten van overleden personen, hetgeen zij niet zijn. Dat op zichzelf dient voor ons al reden genoeg te zijn niets met hen te maken te willen hebben. Daarenboven stelt men zich door het spelen met een ouijabord open voor de invloed van demonen, ja, men nodigt hen als het ware bij zich binnen en loopt het risico in hun greep te komen. Wij hebben gezien hoe noodlottig dit kan zijn.
En wat het allerbelangrijkste is: de bijbel verbiedt christenen onverbloemd iets te maken te hebben met demonen: „Ik wil niet dat gij deelhebbers met de demonen wordt. Gij kunt niet de beker van Jehovah en de beker van de demonen drinken; gij kunt niet aan ’de tafel van Jehovah’ en aan de tafel van de demonen deel hebben. Of ’zijn wij Jehovah tot jaloezie aan het prikkelen’? Zijn wij soms sterker dan hij?” Wij kunnen niet omgaan met Gods vijanden zonder ook zijn vijand te worden! — 1 Kor. 10:20-22.
Biedt het ouijabord derhalve onschuldige ontspanning? Zij die zich door de bijbel hebben laten voorlichten, zullen hierop antwoorden: „Absoluut niet!”