Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g77 22/6 blz. 27-29
  • Hebben mensen ooit honderden jaren geleefd?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hebben mensen ooit honderden jaren geleefd?
  • Ontwaakt! 1977
  • Vergelijkbare artikelen
  • Levensduur
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Kenan
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Hebben ze echt zo lang geleefd?
    Ontwaakt! 2007
  • Mahalalel
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
Meer weergeven
Ontwaakt! 1977
g77 22/6 blz. 27-29

Wat is de zienswijze van de bijbel?

Hebben mensen ooit honderden jaren geleefd?

DAT de mens ooit honderden jaren zou hebben geleefd, klinkt velen als een sprookjesachtig verzinsel in de oren. Zulke mededelingen nemen ze niet serieuzer dan „De Sumerische koningslijst”, die gedeeltelijk luidt: „Toen het koningschap vanuit de hemel neerdaalde, was het koningschap (eerst) in Eridu. (In) Eridu (werd) Alulim koning en regeerde 28.800 jaar. Alalgar regeerde 36.000 jaar. De twee koningen regeerden (aldus) 64.800 jaar.”

Hoewel de bijbel niet zulke fantastische cijfers geeft, vermeldt hij wel dat er een tijd was waarin de mensen veel langer leefden dan nu. Zo lezen we bijvoorbeeld over Adam, Seth, Enos, Kenan, Jered, Methusalah en Noach dat ze elk meer dan 900 jaar oud werden (Gen. 5:5, 8, 11, 14, 20, 27; 9:29). Was dit werkelijk het geval?

Men redeneert wellicht: Er zijn tegenwoordig maar een paar mensen die over de honderd jaar oud worden, hoe kunnen die mensen vroeger dan verscheidene eeuwen geleefd hebben, dat is onmogelijk. In dit verband is het echter opmerkelijk te moeten vaststellen dat niemand precies kan zeggen op welk punt de uiterste leeftijdsgrens van de mens ligt. De Encyclopædia Britannica (uitgave van 1976, Macropædia, deel 10, blz. 911) verklaart: „De precieze duur van het menselijke leven is onbekend, ook al is er vermoedelijk een maximumlevensduur voor het menselijk ras in het erfelijkheidsmateriaal vastgelegd. In eerste instantie lijkt dit misschien een onredelijke verklaring. Geen enkel mens kan 1000 jaar oud worden. Maar ook al zal iedereen het erover eens zijn dat de kans dat iemand 1000 jaar wordt, oneindig klein is, is het toch onmogelijk hier wetenschappelijk een definitieve uitspraak over te doen.”

Vanuit wetenschappelijk standpunt is er dus geen absoluut bewijs te leveren dat de bijbelse bewering over de lange levensduur van vroegere mensen wel of niet juist is. Die bijbelse verklaringen staan derhalve op zich en zullen ook op zichzelf beoordeeld moeten worden. Blijkt uit de context of we ze inderdaad als letterlijke jaren moeten beschouwen?

Sommigen menen dat de jaren die de bijbel voor deze mannen noemt, korter moeten zijn geweest, en misschien slechts de lengte van een maand hebben gehad. Dat is echter niet in overeenstemming met de context van de rest van het bijbelgedeelte, waar wij bijvoorbeeld over mannen als Kenan en Mahalaleël lezen: „En Kenan leefde voorts zeventig jaar. Toen werd hij de vader van Mahalaleël. En nadat Kenan de vader van Mahalaleël was geworden, leefde hij nog achthonderd veertig jaar. Intussen werd hij de vader van zonen en dochters. Al de dagen dan van Kenan bedroegen negenhonderd tien jaar en hij stierf. En Mahalaleël leefde voorts vijfenzestig jaar. Toen werd hij de vader van Jered” (Gen. 5:12-15). Als we de woorden „jaren” door „maanden” zouden willen vervangen, zou dat betekenen dat zowel Kenan als Mahalaleël vader werden voordat zij zes jaar oud waren een niet erg redelijke veronderstelling.

Dat die „jaren” geen maanden van dertig dagen waren, maar jaren van waarschijnlijk twaalf maanden van dertig dagen, valt op te maken uit wat de bijbel over de vloed zegt. De vloed begon „in het zeshonderdste jaar van Noachs leven, in de tweede maand, op de zeventiende dag van de maand” (Gen. 7:11). Vijf maanden later kwam de ark op de bergen van Ararat te rusten, „in de zevende maand, op de zeventiende dag van de maand” (Gen. 8:4). Volgens Genesis 7:24 was dit nadat ’de wateren honderd vijftig dagen de overhand behielden op de aarde’. Vijf maanden blijken dus overeen te komen met „honderd vijftig dagen”, zodat één maand dertig dagen lang moet zijn geweest. Bovendien maakt de bijbel specifiek melding van de „tiende maand” en van een periode van veertig dagen en twee periodes van zeven dagen daarna (Gen. 8:5, 6, 10, 12). Daarna, „in het zeshonderd eerste jaar” [van Noachs leven], „in de eerste maand, op de eerste dag van de maand, geschiedde het dat de wateren van de aarde waren opgedroogd; . . . En in de tweede maand, op de zevenentwintigste dag van de maand, was de aarde helemaal droog” (Gen. 8:13, 14). Er bestaat dus geen enkele basis om te beweren dat het zeshonderdste jaar van Noachs leven slechts de tijd van een maand heeft beslagen. Nee, het was een vol maanjaar van twaalf maanden en tien dagen.

Dat mensen eens honderden jaren hebben geleefd, is volkomen in overeenstemming met de rest van de inhoud van de bijbel. Uit de Heilige Schrift leren we dat de eerste mens Adam volmaakt werd geschapen, met het vooruitzicht op eindeloos leven. De prachtige tuin waarin hij was geplaatst om te wonen, bevatte alles wat de mens nodig had om zijn leven voor eeuwig in stand te houden. In het eerste boek van de bijbel lezen we: „Zo liet Jehovah God uit de aardbodem allerlei geboomte ontspruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed tot voedsel, en ook de boom des levens in het midden van de tuin” (Gen. 2:9). Die „boom des levens” vertegenwoordigde Gods garantie op blijvend leven voor degenen die ervoor in aanmerking kwamen ervan te eten. Toen de eerste mens Adam Gods wet ongehoorzaam was, verspeelde hij zijn recht om van deze boom te eten en werd daarom uit zijn verrukkelijke paradijstehuis verdreven. Gen. 3:22-24.

Terzelfder tijd ruïneerde Adam door zijn ongehoorzaamheid zijn volmaaktheid en dat verkortte de levensduur van hem en zijn nakomelingen. — Rom. 5:12.

In de volmaakte staat had Adams lichaam het vermogen om voor eeuwig te blijven bestaan en dat zou ook voor andere zondeloze mensen hebben gegolden. De mens was dus gemaakt om eeuwig te leven. En het is dan ook logisch dat Adam en zijn eerste nakomelingen veel langer moeten hebben geleefd dan hun latere afstammelingen, die veel verder van de volmaaktheid afstonden.

En dat is ook precies hetgeen de bijbel laat zien. Na de grote vloed van Noachs dagen, die zestien eeuwen na de schepping van Adam plaatsvond, liep de levensverwachting van de mens snel terug. De gemiddelde levensduur van degenen die na de vloed werden geboren, bleef gestadig afnemen. Dit kan uit het volgende overzicht worden opgemaakt.a

Zo’n 300 jaar na Abrahams dood was de gemiddelde levensduur van de mens nog verder gedaald, zodat Mozes kon zeggen: „De dagen van onze jaren zijn op zichzelf genomen zeventig jaren, en indien wegens bijzondere kracht, tachtig jaren” (Ps. 90:10). En deze woorden gelden tot op vandaag de dag nog.

Volgens de bijbel is er dus eens een tijd geweest dat de mensen eeuwen leefden, wat niet alleen interessant is om te weten, maar ook getuigt van het feit dat het Gods oorspronkelijke bedoeling was dat de mens een eindeloos leven op aarde zou genieten. En dit voornemen zal alsnog worden verwezenlijkt wanneer Jehovah God zijn woord vervult en een aarde zal brengen vrij van ziekte, pijn en dood. — Openb. 21:3, 4.

[Tabel op blz. 28]

Naam Ouderdom

Adam 930

Seth 912

Enos 905

Kenan 910

Mahalaleël 895

Jered 962

Methusalah 969

Lamech 777

Noach 950

Sem 600

Arpachsad 438

Selah 433

Heber 464

Peleg 239

Rehu 239

Serug 230

Nahor 148

Terah 205

Abraham 175

[Voetnoten]

a Gebaseerd op Genesis 5:5, 8, 11, 14, 17, 20, 27, 31; 9:29; 11:10-25, 32; 25:7.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen