Hoe het in Hirosjima was
Zal de aarde worden geruïneerd door een kernoorlog?
OP 6 AUGUSTUS 1945, om 8.16 uur, waren de mensen in Hirosjima al op, klaar om aan hun werk te gaan. Het was een warme, vredige morgen.
Een fractie van een seconde later hadden tienduizenden mensen de dood gevonden ten gevolge van hitte, drukgolf of vallend puin. Het centrum van een stad van 340.000 inwoners was eenvoudig met de grond gelijkgemaakt.
Degenen die nog niet dood waren, bewogen zich in een onwezenlijke wereld. „Ik merkte dat ik op de grond lag, met stukken hout over mij heen”, vertelt mevrouw Hanoeko Ogasawara, destijds een jong meisje. „Toen ik in een uiterste krachtsinspanning opstond om te kunnen rondkijken, was alles donker. De gedachte dat ik helemaal alleen was in een wereld des doods, maakte mij erg bang, en ik tastte naar licht. . . . Plotseling vroeg ik mij af wat er van mijn moeder en zuster was geworden . . . Toen de duisternis verminderde, merkte ik dat om mij heen niets meer overeind stond. Mijn huis, het huis van de buurman, het huis daarnaast waren alle verdwenen. . . . Het was stil, erg stil — een spookachtig moment. Ik vond mijn moeder in een watertank. Zij was bewusteloos. Luid ’Mama, Mama’ roepend, schudde ik aan haar om haar weer bij te brengen. Nadat mijn moeder tot bewustzijn was gekomen, begon zij buitenzinnig om mijn zuster te roepen, ’Eiko! Eiko!’”
Bij haar kreten voegden zich andere. Deze taferelen komen tot ons uit een boek met herinneringen, getiteld Unforgettable Fire (Het onvergetelijke vuur), waarin wij ook het verhaal vinden van Kikoena Segawa:
Een vrouw die in verwachting leek te zijn was dood. Aan haar zijde was een meisje van ongeveer drie jaar dat water had gehaald in een leeg blik dat zij had gevonden. Zij probeerde haar moeder ervan te laten drinken.
Binnen een half uur, net toen de zwarte lijkwade van de hemel iets lichter werd, brak de vuurstorm los. Professor Takenaka probeerde zijn vrouw te redden die bekneld lag onder een balk van het dak. De vlammen dreven hem terug terwijl zij smeekte: „Vlucht, red jezelf, mijn lieveling!” Het was een oneindig vaak terugkerend tafereel naarmate steeds meer mannen en vrouwen en kinderen en vrienden en vreemden de stervenden in de vlammen moesten achterlaten.
Een uur na de ontploffing begon er een „zwarte regen” te vallen op de benedenwindse delen van de stad. De radioactieve fall-out bleef tot laat in de namiddag neerkomen. De hele vuurpoel van rook en vlammen werd omgewoeld door een vreemde, heftige wervelwind die uren duurde. Uit de vuurstorm begonnen ongeordende groepen gewonde en verbrande slachtoffers te voorschijn te komen. Robert Jay Lifton citeert in zijn boek Death in Life (Levend dood) een kruidenier: „Zij hielden hun armen gebogen . . . en hun huid — niet alleen op hun handen maar ook op hun gezicht en hun lichaam — hing in lappen naar beneden. . . . Velen van hen stierven langs de weg. Ik kan mij dat beeld nog steeds voor de geest halen — net spookgestalten. Zij zagen er niet uit als mensen van deze wereld.”
Sommigen van hen moesten braken — een eerste symptoom van stralingsziekte. Totale lichamelijke ineenstorting ging samen met een emotionele en geestelijke ineenstorting. Mensen leden en stierven in een staat van verdoving en onverschilligheid, zonder een kik te geven. „Degenen die nog konden lopen, liepen zwijgend naar de voorsteden in de verre heuvels, hun geest gebroken, alle initiatief verdwenen”, schreef Dr. Nitjikhito Hatjija in zijn Hiroshima Diary (Dagboek over Hirosjima).
Binnen drie maanden was het dodental van de bom op Hirosjima gestegen tot naar schatting 130.000. Maar het totale dodencijfer blijft nog steeds langzaam stijgen. Weken na de bom kregen talloze overlevenden bloedingen in hun huid. Deze eerste signalen, vergezeld van braken en koorts en dorst, werden vaak gevolgd door een misleidend hoopgevende periode van schijnbaar herstel. Maar vroeg of laat tastte de straling de werking van het beenmerg aan. De laatste stadia — haaruitval, diarree en bloedingen in de ingewanden, mond en andere delen van het lichaam — brachten de dood.
Bij degenen die aan straling hadden blootgestaan, ontwikkelde zich een veelheid van ziekten. Celdelingsprocessen werden erdoor veranderd. Aangeboren afwijkingen bij het nageslacht, staar, leukemie en andere vormen van kanker kenmerkten het lot van degenen die aan de bom blootgesteld waren geweest.
Toch was het slechts een kleine bom. Met haar explosieve kracht van twaalf en een halve kiloton (gelijkwaardig aan 12500 ton TNT), zou ze tegenwoordig slechts als een tactisch wapen beschouwd worden. Een waterstofbom bezit wel 1600 maal die kracht. Wat in Hirosjima gebeurd is, is nog niet een miljoenste van de wereldramp die bij de huidige nucleaire toerusting van de wereld mogelijk is! „De ervaring van de bevolking van Hirosjima”, schreef Jonathan Schell, „. . . is een beeld van hoe onze hele wereld altijd kan worden, een decor van nauwelijks voorstelbare gruwelijkheid dat zich maar net achter het vertrouwde decor van ons normale leven bevindt en dat ieder moment het decor van ons leven kan worden.” — The New Yorker, 1 februari 1982.
Zal zo de wereld eindigen?
[Inzet op blz. 5]
Binnen drie maanden was het dodental van de bom op Hirosjima gestegen tot naar schatting 130.000. Maar het totale dodencijfer blijft nog steeds langzaam stijgen