De verschijning van de Messias — wanneer?
IN DE Babylonische talmoed is een interessante legende bewaard over Jonathan ben Uzziel, de vertaler van een van de als targoems bekendstaande Aramese parafrasen van de Hebreeuwse profeten. Volgens deze legende wenste Jonathan de Hagiografen, het laatste deel van de Hebreeuwse Geschriften, in het Aramees te vertalen. Een „hemelse stem” zei Jonathan echter dit niet te doen omdat dat deel van de Schrift de datum voor het verschijnen van de Messias bevatte.
Het is interessant dat een profetie van Daniël (het boek van Daniël is een deel van de Hagiografen) die naar wij reeds hebben gezien, specifiek naar de Messias verwijst, chronologische informatie verschaft met betrekking tot zijn verschijnen. Beschouw nogmaals wat wij lezen in Daniël 9:24-27 (Zunz):
„Zeventig (jaar-) weken zijn vastgesteld over u als volk en over uw heilige stad, om de afvalligheid te beteugelen en een einde te maken aan zonde, en om de dwaling te verzoenen, en eeuwige redding te brengen. . . . Weet dan en versta: Van het uitgaan van het decreet om Jeruzalem te herbouwen tot de Gezalfde, de Vorst, zijn er zeven (jaar-) weken; ook tweeënzestig (jaar-) weken, opdat markt en gracht herbouwd zullen worden, en dat in de druk der tijden. En na de tweeënzestig (jaar-) weken zal een Gezalfde worden uitgeroeid. . . . En hij zal een krachtig verbond sluiten met velen, voor één (jaar-) week, en op de helft van de (jaar-) week zal hij slachtoffer en offergave tenietdoen.”
Merk op dat hier gezegd wordt dat deze tijdsperiode „zeventig (jaar-) weken” duurt. De hier gebruikte Hebreeuwse uitdrukking betekent letterlijk „zeventig weken” of „zeventig zeventallen”. Algemeen hebben joodse geleerden dit echter opgevat als weken die niet zeven dagen lang waren, maar in plaats daarvan zeven jaar. In overeenstemming daarmee gaf Rabbi Leopold Zunz het Hebreeuws weer als „zeventig (jaar-) weken”, zoals uit bovenstaande vertaling blijkt. (Zie ook de vertaling van Moffatt, „weken van jaren”.) De hele periode van „zeventig weken” duurt dan 490 jaar.
Wanneer begint deze periode van 490 jaar? Volgens de profetie is het beginpunt „het uitgaan van het decreet om Jeruzalem te herbouwen”. Is er ooit zo’n decreet uitgevaardigd?
Hoewel Daniël nog lang genoeg leefde om mee te maken dat het decreet van koning Cyrus van Perzië in 538/7 v.G.T. de machtiging gaf om de tempel in Jeruzalem te herbouwen, was het bijna een eeuw later dat er een decreet van kracht werd om Jeruzalem zelf te herbouwen. Nehemía 2:1-8 verhaalt hoe koning Artaxerxes Longimanus een dergelijk decreet in het 20ste jaar van zijn regering uitvaardigde. En wanneer was dat? De betrouwbaarste historische bronnen vertellen ons dat Artaxerxes zijn regering in 474 v.G.T. begon, hetgeen zijn 20ste jaar en het decreet brengt op 455 v.G.T.a Deze periode van 490 jaar begon dus in 455 v.G.T.
Wanneer precies tijdens die 490 jaar zou de Messias verschijnen? Merk op dat de 70 weken in drie perioden verdeeld zijn, namelijk zeven weken, 62 weken en één week. Bovendien zegt de profetie dat de Messias zou verschijnen nadat zowel de zeven weken als de 62 weken voorbij waren, ofwel na 69 „weken van jaren” of 483 jaar. Wij kunnen daarom concluderen dat de Messias volgens de profetie 483 jaar na 455 v.G.T. ofwel in 29 G.T. zou verschijnen.
Bovendien duidt de profetie erop dat de Messias na de periode van 62 weken (die volgt op de zeven weken) uitgeroeid zou worden — dus in de laatste, één week durende periode. Deze laatste periode van zeven jaar zou lopen van 29 G.T. tot 36 G.T. Maar wanneer gedurende deze laatste week zou hij sterven? Wij lezen dat „op de helft van de (jaar-) week” de Messias ’slachtoffer en offergave teniet zou doen’. Aangezien de profetie ook had aangetoond dat de dood van de Messias de ware verzoening voor zonde zou bewerken, zouden dierlijke slachtoffers in de tempel geen betekenis meer hebben. De profetie voorzei dus kennelijk dat de Messias zou sterven „op de helft van de (jaar-) week” of in 33 G.T.
Verscheen de Messias werkelijk in 29 G.T. en stierf hij in 33 G.T.? Zoals wij reeds hebben gezien, verkeerden de joden in die eerste eeuw in gespannen verwachting ten aanzien van de komst van de Messias in die tijd (Luk. 3:15). Maar van al degenen die in de eerste eeuw Messiaanse aanspraken deden gelden, was er maar één die in 29 G.T. op het wereldtoneel verscheen en in 33 G.T. stierf, en dat was Jezus van Nazareth! — Vergelijk Luk. 3:1, 2.
Zoals wij ook hebben gezien, waren Jezus’ eerste-eeuwse volgelingen niet alleen in staat gebeurtenissen tijdens Jezus’ leven in harmonie te brengen met profetieën in de Hebreeuwse Geschriften, maar zij waren er door zijn verschijningen na zijn dood ook van overtuigd dat hij een opstanding had gekregen en eens zou terugkeren om als de Messiaanse koning te regeren en de voorzegde tijd van vrede in te voeren.
Maar wat betekent dit voor ons in deze tijd? Er zijn meer dan 2000 jaar verstreken sinds Jezus stierf en wij hebben die voorzegde tijd van vrede nog niet gezien. Jezus zelf heeft echter voorzegd welke toestanden er zouden heersen in de tijd van de „laatste dagen” van dit huidige samenstel van dingen en het volledig in werking treden van Gods Messiaanse koninkrijk. — Matth. 24; Luk. 21.
Als dit zo is, zou het betekenen dat wij de tijd zouden kunnen meemaken dat ’de wolf met het lam zal verkeren, en de luipaard zal neerliggen met het bokje; . . . en de leeuw stro zal eten zoals de os’, de tijd dat mensen ’geen kwaad zullen doen noch verwoesting aanrichten’. — Jes. 11:1-10.
[Voetnoten]
a Zie Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 103, 104, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.