ABIUD
(Abi̱ud) [misschien: Vader is waardigheid].
De Griekse of Nederlandse vorm van de Hebreeuwse naam Abihud. Een nakomeling van Zerubbabel en een voorvader van Christus Jezus (Mt 1:13). Het door Mattheüs gebruikte begrip „vader” kan de betekenis van „voorvader” hebben. Sommige geleerden vermoeden dat hij de „Joda” uit Lukas 3:26 is. Dit hoeven evenwel niet dezelfde personen te zijn, aangezien de door Mattheüs en Lukas verschafte geslachtsregisters slechts parallel lopen maar niet identiek zijn, terwijl die in Eén Kronieken uitgebreider zijn. Abiuds zoon Eljakim wordt eveneens in de afstammingslijn van de Messias vermeld. — Mt 1:13.