AHINOAM
(Ahino̱am) [Broeder is aangenaamheid].
1. De vrouw van koning Saul, dochter van Ahimaäz en blijkbaar de moeder van Jonathan. — 1Sa 14:49, 50.
2. De Jizreëlitische vrouw van David (1Sa 25:43; 2Sa 2:2). Zij vergezelde David in ballingschap naar Filistea, werd door Amalekitische plunderaars te Ziklag gevangengenomen, maar later bevrijd zonder dat haar kwaad was aangedaan (1Sa 27:3; 30:5, 18). Later werd zij in Hebron de moeder van Amnon, Davids eerstgeborene. — 2Sa 3:2; 1Kr 3:1.